Op station Pijnacker stap ik uit de Randstadrail. Op de Dreeslaan passeer ik een neushoorn en een witte eend. De neushoorn, een kunstwerk van Theo van den Bulk, wijkt niet van zijn plaats. De witte eend loopt zeker vijfhonderd meter met mij mee. Ik moet denken aan de serie “Meelopers” van TV Rijnmond. Bij de ingang van natuurgebied De Balij scheiden onze wegen. Hechten gaat snel. Het afscheid valt zwaar. Onthecht wandel ik door het jonge bos van de Balij en even later in het Bieslandse Bos. Een bos om van te genieten, zo omschrijft Staatsbosbeheer het Bieslandse Bos.
Een lentezon biedt zich onverwacht aan. Daarom “geniet” ik extra van het jonge bos en wandel ik verder richting het volgende natuurgebied, De Delftse Hout. Ik zie en hoor fazanten, konijnen, vlaamse gaaien en vele ganssoorten. Maar waar zie je die niet? Aan de rand van het bos staat Het Putgemaal. De gemeente Pijnacker kocht het gemaal in 1994 voor één gulden van het Hoogheemraadschap Delfland. De Vereniging voor Natuur- en milieubescherming Pijnacker heeft het vervolgens ingericht als verblijfplaats voor vleermuizen. De kelder voor de winter en de zolder voor de zomer. Uilen houden in de zomer een oogje in het zeil vanuit de bomen rondom het gemaal, zo is te lezen op het informatiebord.

Putgemaal bij Pijnacker. De brievenbus, boven, dient als invliegopening voor vleermuizen (foto: René Hoeflaak)
Bij, over en langs de Tweemolentjesvaart neem ik het Hazepad richting de A13 bij Delft. Het terras van theeschenkerij Het Rieten Dak lonkt maar Willem van Oranje wacht. En die kan ik niet laten wachten. Via de Plantagebrug in Delft loop ik door straten als Raam, Pluympot en Vrouwjuttenland en eindig ik mijn wandeling in de Nieuwe Kerk van Delft. Bij het praalgraf van Willem van Oranje kijk ik terug in de tijd en mijmer ik over het verleden. Hoe zou het “mijn” witte eend zijn? Ik ben nog niet onthecht.
Categorieën:Stad en land