Bij treinstation Gouda stap ik in bus 107 naar het centrum van Haastrecht, start en finish van mijn wandeling van vandaag. Voorbij de Haastrechtse brug over de Hollandsche IJssel dragen de bushaltes namen als Tiendewegbrug, Doelenbrug, Stolwijkersluis en Waaiersluis. Sluizen, bruggen, gemalen en molens kleuren de geschiedenis van Haastrecht, de voormalige woonplaats van Erasmus en geboorteplaats van oud wereldkampioenen schaatsen Hein Vergeer en Leo Visser. Bevroren en vloeibaar water stroomt hier door de aderen en waar het niet gaan kan.
Hoogstraat
De Hoogstraat is het kloppend hart van de Haastrechtse historie en het startpunt van mijn wandeling door de polderweilanden en waarden ten zuiden van het Zuid-Hollandse stadje. De geleerden zijn het echter niet eens over het feit of Haastrecht overigens ooit een stad is geweest. In 1396 of 1397 zouden stadsrechten zijn verleend. Maar of die zijn geformaliseerd is echter niet duidelijk. Hoe dan ook, in 1985 verloor Haastrecht haar zelfstandigheid om samen met Stolwijk en Vlist op te gaan in de gemeente Vlist. Mijn wandeling door de polders komt echter maar moeizaam op gang. Want de Hoogstraat verlaat ik niet zo maar. Ik wandel heen en weer over de ophaalbrug over de Hollandsche IJssel uit 1883 en voor het Raadshuis uit 1618 en zoek tevergeefs naar de namen van de twee wereldkampioenen bij het bronzen beeld van een onbekende schaatser.
En ook het verhaal van de oude sluis tussen de rivier de Vlist en Hollandsche IJssel zorgt voor aangename vertraging. De sluis was een belangrijke doorvaartroute en werd- mogelijk daarom- in 1440 vernield door een Dordtse bende. Eigenlijk is het daarna nooit meer goed gekomen, zo lees ik op een bord van het Europees Landbouwfonds. Ik dool nog kort door de smalle steegjes en langs de huisjes in het Hofje Zijll van de Ham uit 1865, oorspronkelijk bestemd voor hulpbehoevende vijftig plussers. Een plek om te onthouden. Bij het Gemaalmuseum verlaat ik het historische centrum van Haastrecht. De polder in.
Benschopper Boezem
Vanaf de Tiendweg tuur ik onder een donker wolkendek naar de vogels en bruggen over de weilanden en sloten van de Krimpenerwaard. Halverwege de Tiendweg steek ik naar rechts af op een kilometers lang modderig graspad. Het graspad is niet alleen de grenslijn van links de Lopikerwaard en rechts de Krimpenerwaard maar ook die van de provincies Utrecht links en Zuid-Holland rechts. Ik glij en kluun langs natuurgebied De Benschopper Boezem, overwinteringsplaats van de Smient en over zes, zeven weken de broedplaats van vele vogelsoorten. Het graspad is dan ook tussen 1 maart en 1 juli gesloten. Ik nader de weilanden bij Polsbroek. Weilanden die Herman, de eerste gekloonde stier, nooit heeft gezien. Hij woonde jarenlang in de stallen in het Utrechtse dorpje. Bij de plaatselijke IJsclub ‘Nooit gedacht’ verruil ik Utrecht voor Zuid-Holland en het drassige weiland voor het fietspad richting Vlist.
Vanaf Vlist wandel ik nog vijf kilometer langs de rivier de Vlist. In mijn gedachten schaatsen Hein Vergeer en Leo Visser over de Vlist aan mij voorbij. Voor het boeren schepijs tussen de Vrouwebrug en de schansen van polstokvereniging De Vlist ben ik te vroeg. Voor de molens verderop te laat. Paaltjes markeren de voormalige locaties van de vele verdwenen molens aan de oevers van de Vlist. Kinderdijk, maar dan anders. Slechts één molen herinnert nog aan vroegere eeuwen. Toen Haastrecht nog een stad was. Of niet?
Categorieën:Stad en land