Het is zaterdag 2 april 1994. Ik check in bij het Venezia hotel in Damascus, Syrië. Het begin van mijn Arabische lente, een rondreis door Syrië, Libanon en Jordanië. Toeristische bestemmingen in opkomst. Steeds meer reisorganisaties bieden gecombineerde rondreizen aan langs en naar de kunstschatten, werelderfgoederen en archeologische bezienswaardigheden in landen in het Midden Oosten zoals Syrië, Jordanië, Libanon, Egypte en zelfs Irak.
Januari 2014. Na het zoveelste acht uur journaal met kommer, kwel, zak en as over Syrië blader ik deze week door mijn fotoboek van die reis, twintig jaar geleden. Na enkele pagina’s tref ik een vergeten en vergeelde pagina aan uit het Algemeen Dagblad/De Dordtenaar van 3 februari 1996. Het betreft een reisverslag van een rondreis door Syrië en Jordanië. ‘In scherpe tegenstelling met hoe in het algemeen door westerlingen over Oosterse landen wordt gesproken is Syrië een veilig land om door te reizen’ aldus Japke-D. Bouma, de schrijfster van het artikel. ‘Zelf ’s avonds in het pikkedonker hoef je nergens bang voor te zijn. In Syrië kun je je tassen nog eenvoudig op straat laten staan. Maar niet dat het leven er eenvoudig is’ aldus Bouma. Een jonge Syriër vertelt aan Bouma waarom niet. ‘Want auto’s en huizen zijn immers onbetaalbaar. Tachtigduizend gulden voor een Opel Corsa is de standaard.’
Palmyra
Terug naar april 1994. In het Venezia hotel en aan de gevels van de vele nabijgelegen flatgebouwen hangen grote portretten van toenmalige president Hafiz al-Assad (1930-2000) en zijn kort daarvoor verongelukte zoon en beoogde opvolger Bassel, de oudere broer van de huidige president Bashar. Toen nog oogarts in Londen. De vloerbedekking van de hotelkamer is opvallend vochtig. Tegen het drassige aan. Ik ruikt spic en span. Maar ach wat zou het, het leven in Syrië is immers -om met de woorden van Douma te spreken- niet eenvoudig. Na een verblijf van enkele dagen in Damascus reizen we met de groep van de inmiddels failliete reisorganisatie BAOBAB per bus naar onze volgende verblijfplaats, de uitstekend in tact gebleven Romeinse ruines van Palmyra, toen de belangrijkste trekpleister van het land.
Palmyra was eeuwen zo niet duizenden jaren één van de belangrijkste steden langs de Zijderoute, de belangrijkste handelsroute tussen het China, het Verre Oosten en het Westen. In 634 veroverden Moslims de stad van de Romeinen. In 1089 verwoestte een aardbeving een groot deel van de stad. Onder de blauwe en onbewolkte hemel een parel voor het oog en de wereld en vrij en gratis toegangelijk. Van suppoosten en enige beveiliging is in 1994 geen enkele sprake. Een absoluut en onvergetelijk hoogtepunt in het leven van een reiziger. “Hoe zouden de ruines er nu bij staan?, zo vraag ik mij anno 2014 dagelijks tijdens het ieder willekeurig journaal of bij het openslaan van de krant weer af. Want het leven is er niet eenvoudiger op geworden in Syrië. Uitgerekend vandaag verschijnt in de Volkskrant een artikel over de door de burgeroorlog bedreigde kunstschatten van Syrië. Palmyra zou volgens de Volkskrant enkele malen zijn beschoten. De schade is echter lastig vast te stellen. Veel locaties zijn niet meer toegangelijk voor waarnemers . Ik blader verder door mijn fotoboek met pritlijm geplakte foto’s, hotelkaartjes en tickets.
Rolling Hotel
Bij Mari, een plaats bij de grens met Irak zie ik voor het eerst en het laatst een zogenaamd ‘rolling hotel’ met Duitse toeristen. Een rode bus met aanhangwagen vol met bedden en open gordijntjes. Een unieke manier van reizen. In opkomst, net als de rondreizen in het Midden-Oosten. Eenvoudig, gemakkelijk maar verre van comfortabel. Zelfs in het toen niet altijd eenvoudige Syrië.
Aleppo
Even verderop in mijn fotoboek tref ik tussen de foto’s van Aleppo een volgend bewaard en eveneens vergeeld krantenartikel. Dit keer uit de Volkskrant TRAJECT bijlage van 17 mei 1997. Auteur Jan Keulen eindigt het stuk met de melding van een ‘voorbijsuisende’ rollerskater in de Maysalounstraat van Damascus om af te sluiten met ‘jongens met oorbelletjes en meisjes met Beneton-kleding flaneren in luidruchtige groepen of hangen in cocktailbars’. Intussen kijk ik naar ‘mijn’ Aleppo foto’s en zie ik voetballende kinderen op straat, gele Duckstad achtige taxi’s en vergezichten vanaf de citadel. Op één foto van de citadelmuur zwaait een lachend en onbevangen jongetje mij toe. Volgens de Volkskrant is de citadel is de citadel nu zwaar beschadigd. Op een andere foto poseert een man trots met zijn ezel in de straten van Aleppo. ‘Hoe is het nu met zwaaiende jongetje? En met man en paard?’ zo vraag ik mij af. Want het is nu verre van eenvoudig in Syrië. Drie pagina’s verder zie ik een foto met dansende scholieren bij het kruisvaarderkasteel Crac des Chevalliers. Veertien keer beschoten, aldus de Volkskrant vandaag. Mijn laatste stop in Syrië in 1994 is Hama. Twaalf jaar eerder was de stad nog gebombardeerd door de regeringstroepen van Assad senior om het broeiende verzet tegen zijn bewind te breken. Gevolg veertigduizend doden. De huidige president was toen zeventien. ‘Anno 1994 is de grimmige sfeer nog steeds voelbaar. Iedereen zwijgt plichtmatig over de gebeurtenissen’ zo luidt mijn eigen tekst bij de plaatjes van Hama. Het was en is niet eenvoudig in Syrië.
Ali Baba-aroma
Ik lees verder in het AD artikel uit 1996. Bouma schrijft over haar ontmoeting met jonge Syriërs. ‘Voor hen is Syrië al lang niet meer die primitieve, pittoreske, oosterse speeltuin met Ali Baba-aroma’.
De burgeroorlog in Syrië duurt inmiddels drie jaar en heeft al aan 130.000 Syriërs het leven gekost. Miljoenen Syriërs zijn op de vlucht. Premier Rutte sprak vorige week aan het begin van de vredesconferentie over Syrië in het Zwitserse Davos een kwartier met de Iraanse President Hassan Rohani en vroeg hem om een ‘constructieve opstelling’. Zo eenvoudig is het. De laatste Trip Advisor review van het Venezia hotel in Damascus is van 2011. Douma schrijft al lang niet meer over rollerskaters in Syrië. De geur van de Ali Baba-aroma is defintief opgetrokken. In oktober verscheen haar Gids voor de kantoorjungle, over het ontwijken van flirten en het waarom van planten op kantoor. De jungle van Syrië is ver weg. Met gevaar voor eigen leven, worden worden kunstschatten in veiligheid gebracht, zo eindigt de Volkskrant vandaag. Maar hoe lang zullen we nog moeten wachten op het moment dat de rollende hotels weer Syrië binnenrollen, de gordijnen weer open gaan en toeristen ontwaken bij de vele oudheidkundige monumenten? En hoe lang zullen we moeten wachten op het moment dat de Syriërs, net als Douma in 1996, niet meer bang hoeven te zijn. Ook niet in het pikkedonker.
Categorieën:Stad en land