Little Mustapha, taxichauffeur in Gambia, het kleinste land van Afrika. Deze week elf jaar geleden bracht hij mij dagelijks van de Gambiaanse kustplaats Kotu naar bijzondere plekken en steden zoals de hoofdstad Banjul. Mustapha bevrijdde mij uit benarde situaties en bracht mij naar bijzondere plekken. Ik bezocht zijn huis in Serrakunda en maakte kennis met zijn gezin. We hadden een band. Er ontstond een vriendschap. Op een dag kwam hij niet opdagen. ‘Een dagje uit’ volgens zijn collega’s. Ik had zo mij twijfels. Nog steeds. Ook na elf jaar. In 2005 schreef ik onderstaand verhaal over mijn verblijf in Gambia en de verdwenen taxichauffeur Mustapha voor de website Reis om de Wereld.
De vermoeide Imam en de verdwenen taxichauffeur
De eerste ochtend: ik open de gordijnen van onze lodge en sta oog in oog met een lachende wachter. “Good Morning, how was your first night in Gambia? “Did you sleep well?”. Na het ontbijt lopen we het terrein van Badala Park af, linksaf naar Kotu. Bij de poort reikt een aardige en vriendelijke meneer ons de hand. In een rap tempo stelt hij vragen als “Do you like The Gambia?” “How many weeks you stay?”
“Do you want taxi?” en “Are you from Holland?”. Vragen waarop een gemiddelde en redelijk ervaren toerist een panklaar antwoord heeft. Maar we zijn net ingevlogen en het is toch weer even inkomen. Het korte vraaggesprek is nog niet beeindigd of een volgende belangstellende Gambiaan draaft vanaf de taxistandplaats aan de overkant in onze richting. De conversatie van zojuist herhaalt zich. “Where are you going?”, “You need a taxi?” “I am friend”.
Nee, we gaan gewoon een eindje wandelen en wensen elkaar een prettige dag. De estafettestok wordt snel doorgegeven. Tien meter verder reiken drie jongens met een “big smile” ons de hand. Na een korte uitwisseling van namen volgt “You like art?” , “Come and see our Gambian art”. Een beetje dom antwoorden we met “Maybe later!”. Want wanneer is later??? De eerste vijftig meter in Gambia hebben we al veel “vrienden” ontmoet.
Vriendelijke Gambiaan
De volgende 25 meter genieten we ongestoord van de omgeving. We horen en ruiken het strand. Een volgende nieuwe vriend meldt zich. “You like to go to beach?”, “I bring you to beach”. “You can have drink there”. Omdat we niet richting het strand lopen, treedt een volgende vriendelijke Gambiaan ons tegemoet.
Hij wijst op zijn verrekijker, geeft ons een hand en al wijzend naar de bomen volgt; “You like to watch birds?”. We lijken wel saaie toeristen. We nemen geen taxi, hebben geen belangstelling voor kunst en vogels en gaan niet naar het strand. Maar goed, we zijn nog maar net in Gambia en we hebben nog maar honderd meter in de benen
Gast aan tafel
Kotu is een klein dorpje met enkele restaurants, geldwisselkantoren, hotels en een lokale markt. Al handen schuddend (het begint te wennen) lopen we door het dorpje naar de onverharde kustweg langs het strand. Op het strand hangen tientallen “vrije ondernemers” verveeld achter hun blauwe kraampjes met fruit- en frisdrankjes.
Er is opvallend weinig klandizie. Langs de golfbaan lopen we omhoog. Twee jongemannen wachten ons op en wijzen opdringerig naar hun kraam. We hebben geen belangstelling en lopen door. Eén van de twee haakt af. De ander, Mohammed, loopt onverstoord met ons mee en wijkt niet van onze zijde. Martin en ik lopen richting de kantine van de Engelse golfclub voor een lunch.
Aan afscheid nemen denkt onze halstarrige vriend echter nog niet. Integendeel, Mohammed loopt mee naar binnen en neemt plaats aan onze tafel, klaar voor de lunch. We negeren hem, hoe onvriendelijk ook. Na enkele minuten verlaat onze tafelgenoot geruisloos de kantine. Het is toch even wennen, zo’n eerste ochtend in Gambia.
De Imam van Fajara?
Van de golfclub is het een kwartier lopen naar Fajara. In een telefoonwinkel heb ik een eindeloze maar vermakelijke discussie over de kosten van een gesprek naar Holland. Bij het verlaten van de telefoonwinkel nodigt een zekere “Lamin” ons uit voor een ontmoeting met zijn 95-jarige grootvader, de Imam en oprichter van Fajara.
Lamin woont met zijn familie in een compound (familiegemeenschap) achter een afgebrokkelde muur aan de overkant van de telefoonwinkel. Terwijl we plaats nemen in de stoeltjes midden op het erf, schiet Liman zenuwachtig weg achter een gordijn in de deuropening van een ander huisje om binnen een paar tellen weer terug te keren.
“We moeten nog even geduld hebben”, aldus Lamin. Zijn grootvader is aan het bidden.“But he likes to meet you”, benadrukt Lamin. Intussen koopt Lamin aan de overkant van de straat voor ons een cola. Die hoeven we niet te betalen want hij is immers de kleinzoon van de Imam van Fajara. We worden steeds nieuwsgieriger.
We worden alvast voorgesteld aan zijn vrouw. De spanning wordt duidelijk opgevoerd. Lamin loopt voortdurend onrustig heen en weer tussen de geheimzinnige ruimte achter het gordijn en ons. Het gebed is nog steeds aan de gang, maar het zal niet lang meer duren voordat we zijn grootvader de hand kunnen schudden, wordt ons verzekerd.
We maken kennis met diverse familieleden, ik maak wat foto’s en we wisselen adressen uit. “Hoe lang zal het nog duren voordat de Imam naar buiten komt”, vragen we ons af. Minuut na minuut verstrijkt. Lamin wordt, net als wij, ongeduldiger. Ondanks alle goedbedoelde gastvrijheid willen we verder. We zijn tenslotte toeristen. Met een gevoel voor timing, komt het hoge woord eruit. Zijn grootvader is te moe om bezoek te ontvangen, bekent Lamin.
We nemen afscheid, zonder kennis gemaakt te hebben met de Imam van Fajara, maar niet voordat Lamin ons vraagt een geldelijke bijdrage te leveren aan de geloofsgemeenschap van Fajara. De Imam zou ons hiervoor zeer erkentelijk zijn.
Taxichauffeur
“You want taxi?’. Het is zondagmorgen en tot verbazing van de “taximan” bij het hotel, willen we dit keer wel een taxi. We vragen Little Mustapha op te roepen. Er zijn twee Mustapha’s onder de locale taxichauffeurs. De kleinste, Little Mustapha, bracht ons twee avonden ervoor van en naar Kololi.
Hij deed niet moeilijk over de uiterste wachttijd in Kololi en tijdens de ritten hadden we een prettige conversatie. Bovendien stond zijn vrolijke manier van onderhandelen ons wel aan. We beloofden hem de ons “dagje taxi” door West Gambia tegen een prijs van 1.300 dalasis.
Na een telefoontje van de “taximan” verschijnt een breedgrijnzende Little Mustapha. We begroeten elkaar als boezemvrienden. Onze eerste stop is Abuko National Park. Maar eerst wil Mustapha ons zijn huis laten zien. Na een omweg door de stoffige straten in de buitenwijken van Gambia’s grootste stad Serrakunda, staan we na twintig minuten in zijn huis.
De woning lijkt op een schuur en staat langs een open riool. Mustapha woont met zijn vrouw en twee kinderen in één kamer van nauwelijks tien vierkante meter. Er is geen electriciteit. Rond het huisje spelen kinderen die maar al te graag met de trotse Mustapha op de foto willen.
Abuko National Park
Vervolgens rijden we naar Abuko National Park. Bij de ingang van het park stelt Ousman zich aan ons voor. Op zijn shirt staat “birdwatcher”, om zijn nek hangt een verrekijker en zijn linkerhand omklemt een vogelboek. Dat komt dus wel goed. Samen met Ousman en Mustapha lopen we door het park.
Het park staat bekend om zijn vogels maar vandaag zijn er meer apen. Op enkele meters afstand slingeren apen van tak naar tak. Tussendoor wijzen wij onze “birdwatcher”, op een vogel waarna Ousman in zijn vogelboek bladert. Soms moet hij ons de naam van die vogel schuldig blijven. Bij de kooi met hyenas, keren we terug. Bij de uitgang van het park, vraagt Ousman om een extra fooi, verwijzend naar zijn arme familie en schrale inkomen.
Daarna reizen we naar Banjul. Mustapha zet ons af bij de markt. Hier hebben we echter geen trek in. We vragen Mustapha door te rijden naar de Grote Moskee en het monument Arch22, ter herinnering aan de revolutie van 1994.

Bij dit monument drukt iemand een zak snoep in mijn handen. Een aantal kinderen verdringen zich om mij heen om een duwen en trekken om een snoepje uit de zak. Bij de moskee is niets te beleven en het is het erg stil. Een moslim bij de moskee, tracht ons te bekeren. “Visiting the mosque, is the first step”. Daar is geen speld tussen te krijgen.
Ik maak een fout
Op de weg terug naar de taxi, kijken we op de hoek van een zijstraatje naar een groep dansende en muziekmakende jongeren. Ze verkeren zichtbaar in hogere sferen en dansen opgewonden om een geestachtig verkleed persoon. Dan maak ik een fout. Ik maak een foto. Binnen enkele seconden, word ik omringd door tientallen, opgewonden en oververhitte jonge Gambianen.
Sommigen maken een slaande beweging met een roeispaan of ketting en roepen dat ik de duivel heb gefotografeerd. Ik kan deze zonde afkopen met een betaling van 50 dalasis (ongeveer anderhalve euro). Mustapha blijft redelijk rustig. Martin houdt twee andere jongens aan de praat. Ik maak mijn belagers duidelijk dat ik alleen betaal, als iedereen op één na vertrekt. Gelukkig, dat helpt. Na betaling van mijn afkoopsom, benen we geschrokken en opgelucht richting de taxi. “Wrong people”, aldus Mustapha. Het had erger kunnen aflopen.
We besluiten de dag met een bezoek aan de krokodillenvijver. We lopen over en langs de groepjes krokodillen op het voetpad rondom de vijver. Voor het eerst van mijn leven aai ik een krokodil. Een spannend middagje.
Waar is Mustapha?
Na een korte rit vanaf de vijver zet Mustapha ons af bij ons hotel. We spreken af dat we later in de week nog wel een keer een ritje maken om zijn adres op te schrijven en foto’s te kunnen sturen. Helaas, de resterende vijf dagen zien we Mustapha niet meer terug. Telkens als we naar hem vragen, is hij volgens de “taximannen” een dagje uit.
Eén keer rijden we zelfs met een andere chauffeur in zijn taxi. We weten niet wat we er van moeten denken. En of het nu goed of slecht gaat met Mustapha?. Maar geldt dat eigenlijk niet voor heel Gambia en alle Gambianen. “Gambia, maybe later”.
Categorieën:Stad en land
The friendliness of the people in the Gambia really is impressive, such a nice country to visit. 🙂
LikeLike