Een uur lang volg ik vanuit Bodegraven de lange, kronkelende weg over, langs en richting De Meije. De watertoren van Bodegraven achter mij, de watertoren in Meije voor mij. Er komt geen einde aan. Watertoren De Meije, al meer dan tachtig jaar een markeerpunt in de horizon van de uitgestrekte polders rondom Bodegraven, en ik komen steeds nader tot elkaar. Dan weer ten westen, dan weer ten oosten, dan weer recht voor mij. Maar hoe dan ook, Pietje komt dichterbij. En andersom. Pietje?? hoor ik u zeggen. Wel, watertoren de Meije gaat al sinds jaar en dag door het leven als Pietje Potlood. Bij een hekje naast de bijna zestig meter hoge Pietje verruil ik de lange slingerweg voor het smalle Meijepad, een asfaltpaadje dwars door een stiltegebied dat als een dijkje verdergaat over de Nieuwkoopse Plassen richting Zuideinde. Op de Achtermiddenweg zijn het vier molens die -net als Pietje enkele uren eerder- steeds dichterbij komen. En ook weer andersom.
Zwammerdam
Bij Aarlanderveen, over een graspad langs drie van de vier molens vervolg ik mijn weg in de richting van Zwammerdam. Het is nog lente maar de temperatuur stijgt tot zomerse waarden. De lammetjes dartelen om mij heen. De Oude Rijn en Zwammerdam, de stad van het Romeinse fort Nigrum Pullum –zwarte grond- lonken. De Oude Rijn was eeuwen lang de grens van het Romeinse Rijk. Op de Zwammerdamse brug kijk ik terug. Naar vandaag, naar de gesloten ijsbaan en naar Pietje. Maar zelfs Pietje is niet meer te zien.
Categorieën:Stad en land